Onbekende graven

We'll keep their names and memories alive.

Onbekende militairen

Op Venray War Cemetery rusten dertig onbekende militairen.

De Grave Concentration Report Forms bevatten over een aantal van hen wel enige informatie.

Uit deze formulieren valt op te maken dat twaalf van de onbekende militairen deel uitmaakten van de Royal Air Force, twee mannen van het Royal Warwickshire Regiment en een van de Duke of Cornwall’s Light Infantry. Zestien van de onbekende militairen zijn overgebracht vanuit Margraten. Drie hadden hun veldgraf in Venray; twee in Helden; een in Lottum en een in Wanssum.

Deze algemene informatie biedt in de meeste gevallen onvoldoende aanknopingspunten voor verder onderzoek. In een enkel geval bevat het Grave Concentration Report Form echter informatie die hint op de mogelijke identiteit van het onbekende graf. Een tweetal zaken wordt hieronder geschetst.

Plotnummer IV.E.4.

“Who dares wins” is het motto van de roemruchte Britse Special Air Services ofwel SAS. Bijkans het beroemdste regiment van het Britse leger.

Op 10 september 1946 wordt in plot IV.E.4. het lichaam begraven van een militair die in eerste instantie op het Grave Concentration Report Form wordt aangeduid als M. Friedmann, legernummer: 2135982, gesneuveld op 6 december 1944.  De gegevens op het Grave Concentration Report Form werden ontleend aan de vermeldingen op het grafkruis dat op het veldgraf in Maasbree stond. 

Marcel Friedman was een Fransman van Joodse afkomst die als parachutist was gedetacheerd was bij de SAS. In 1952 wordt zijn naam op het Grave Concentration Report echter doorgehaald met de toevoeging “Case cleared”. Graf IV.E.4. krijgt de aanduiding “Unknown British Soldier”.

Recent heeft de Commonwealth War Graves Commission opnieuw naar deze zaak gekeken maar kwam tot de conclusie dat nog steeds gerede twijfel bestond dat graf IV.E.4. toch dat van Marcel Friedmann zou zijn.  De commandant van Marcel Friedmann rapporteerde namelijk op 7 november 1944 dat Friedmann de dag ervoor zou zijn gesneuveld. Daarnaast is er nog een andere Britse militair (Fusilier Harold Robert Edwards) die op 6 december 1944 sneuvelde in de buurt van Maasbree en wiens stoffelijke resten nooit zijn gevonden.

Het zal dus voor altijd een raadsel blijven hoe op een grafkruis in Maasbree de correcte gegevens van Friedmann werden vermeld terwijl deze een maand eerder in België zou zijn gesneuveld.

Identification cases

Iedereen kan de Commonwealth War Graves Commission verzoeken om opnieuw naar een zaak te kijken. De Commonwealth War Graves Commission hanteert bij een zogenoemde “Identification case” echter strenge voorwaarden. Zo moet  er sprake zijn van overtuigend nieuw bewijs dat destijds niet voorhanden was. Uitgangspunt is immers dat de onderzoekers destijds bij de identificatie de beste uitgangspositie hadden. Verder is het opgraven van de stoffelijke resten met het oog op identificatie niet toegestaan. De Commonwealth War Graves Commission is namelijk van mening dat de militairen in vrede moeten kunnen rusten en hun graven daarom zoveel mogelijk onaangeroerd moeten blijven.

Zie verder: https://www.cwgc.org/find-records/commemorations/

Plotnummer VII.C.7.

In plotnummer VII.C.7. worden op 25 november 1946 de stoffelijke resten begraven van een onbekende soldaat. Het Grave Concentration Report Form vermeldt in eerste instantie onder andere de naam “Thorn”, het nummer “25422” en de datum “14 april 1945”.

Later is de naam “Thorn” doorgehaald en is toegevoegd “Unknown PW”. Aan het nummer “25422” is toegevoegd: “Thorn PW Camp No.”

Thorn, ook wel Stalag XXa, genoemd was een krijgsgevangenkamp in het door de Duitsers bezette Polen. De archieven van Stalag XXa bevinden zich inmiddels bij de National Archives in Londen.

Volgens de archiefstukken behoorde het nummer 25422 toe aan Kenneth Feeney, 1st Bn. Green Howards (Yorkshire Regiment). Kenneth Feeney werd al in het voorjaar van 1940 krijgsgevangen genomen in Noorwegen. Waarschijnlijk was hij op het moment dat hij gevangen werd genomen gewond. Via Lillehammer en Oslo komt hij uiteindelijk terecht in Stalag XXa. Kenneth Feeney brengt de rest van de oorlog door in krijgsgevangenschap.  Mogelijk is hij omgekomen tijdens de zogenaamde dodenmarsen.

De Commonwealth War Graves Commission heeft de zaak van Kenneth Feeney op dit moment in onderzoek.

In de hiervoor geschetste zaken bood het Grave Concentration Report Form aanknopingspunten voor verder onderzoek.  Andere bronnen kunnen echter ook aanwijzingen bevatten voor de identiteit van een onbekend graf. In een tweetal “Identification cases” is dat het geval.  

 

Plotnummer VII.G.1.     

Op 1 april 1947 worden vanuit de Amerikaanse begraafplaats in Margraten de stoffelijke resten van een onbekende militair, aangeduid als “X-58” herbegraven in Venray in VII.G.1.

Het Grave Concentration Report Form biedt geen aanknopingspunten voor een verder onderzoek. In het boek “For Your Tomorrow, Volumes 1-3” van de Nieuw-Zeelandse historicus Errol Martin wordt gesuggereerd dat  Flying Officer Clement Strang is begraven in Venray.

De Mosquito van piloot Farrow en navigator James Farrow en navigator Clement Strang stort op 26 juni 1944 neer bij het Duitse plaatsje Ederen. Farrow overleeft de crash; Strang niet.

Uit het legerdossier van Strang blijkt dat in 1949 door de  Missing Research and Enquiry Service (M.R.E.S.) uitgebreid onderzoek is gedaan naar de locatie van het graf van Strang. De MRES doet onderzoek in Ederen. Daar spreken ze met een inwoner die de stoffelijke resten van Strang na de crash heeft begraven op de plaatselijk begraafplaats. Deze Duitser was ook aanwezig was toen zijn stoffelijke resten later werden door een Amerikaanse legereenheid werd opgegraven. Documentatie daarover treffen de onderzoekers niet aan. Wel kunnen zij vaststellen dat alle lichamen die in destijds in en om Elderen werden opgegraven, zijn overgebracht naar Margraten. Door uitsluiting komen de onderzoekers vervolgens in Margraten uit bij de onbekende “X-58”.  Dit (indirecte) bewijs wordt echter niet als voldoende beschouwd. In augustus 1949 wordt het besluit genomen dat de locatie van Strang’s graf niet kan worden vastgesteld. De identiteit van graf VII.G.1. blijft onbekend.

In 2024 heeft de Commonwealth War Graves Commission deze zaak opnieuw bekeken maar is daarbij niet tot een ander oordeel gekomen.

 

Plotnummer VII.E.9-12

Op 27 maart 1947 worden de stoffelijke resten van de onbekenden X-745, X-746, X-747 en X-748 vanuit Margraten over gebracht naar Venray en aldaar herbegraven in VII.E.9, VII.E.10, VII.E.11 en VII.E.12. Ook hier bevat het Grave Concentration Report Form geen aanknopingspunten waaruit de identiteit van deze mannen zou kunnen worden afgeleid.  

Warrant Officer Norman Dowler en Flight Lieutenant Sheldon Perry maakten deel uit van de achtkoppige crew van Lancaster LM387. Normaliter bestond de bemanning uit zeven personen maar bij deze vlucht was een Special Duties Officer aan boord. Lancaster LM387 stort op 20/21 januari 1944 neer in de buurt van de Duitse plaats Ludwigslust. De gehele bemanning komt daarbij om het leven.

Uit de dossiers van Dowler en Perry blijkt dat ook in deze zaak in 1949 onderzoek is gedaan door de Missing Research and Enquiry Service. Uit het onderzoek blijkt dat de stoffelijke overschotten van de bemanning in eerste instantie door de Duitse autoriteiten worden begraven op de begraafplaats van Ludwigslust. Om onbekende redenen worden zij daar in juni 1944 weer opgegraven door de Duitsers en herbegraven op een nabij gelegen schietbaan; niet ver van het graf van een Amerikaanse gevechtspiloot die daar is neergestort in april 1944.

De onderzoekers van de M.R.E.S. stellen vast dat de coördinaten van de plek in Duitsland waar de vier onbekende graven zijn geborgen, niet kloppen. Ook de plaatsnaam die wordt genoemd in de Amerikaanse documenten, bestaat niet. Deze plaatsnaam lijkt echter wel op de naam van een dorp in de buurt van Ludwigslust. Een officier van de RAF bezoekt de schietbaan waar de crew van Lancaster LM387 was begraven en treft daar vier lege kisten aan.

In mei 1945 worden de stoffelijke resten van de gevechtspiloot opgegraven door de Amerikaanse troepen en herbegraven in Margraten. Rond diezelfde tijd worden door de Amerikaanse gravendienst vier andere graven, bekend als “unknown X-745”, “unknown X-746”, “unknown X-747” en “unknown X-745”, herbegraven in Margraten. In maart 1947 worden deze vier onbekende graven overgebracht naar Venray. De onderzoekers vinden aanwijzingen dat dit de graven zijn van de crew van Lancaster LM387. Kennelijk worden deze echter niet overtuigend gevonden. In augustus 1950 ontvangt de moeder van Perry een brief waarin haar wordt medegedeeld dat de autoriteiten er niet in zijn geslaagd om het graf van haar zoon te lokaliseren.

Op dit moment onderzoekt de Commonwealth War Graves Commission deze zaak opnieuw.

Bron Grave Concentration Report Forms : CWGC